Wat mij betreft mist bij deze vergelijkingen een belangrijk lichaamsdeel: de hersenen. Want geloof me, verpleegkunde is óók in dat opzicht topsport.
Dat wordt heel duidelijk tijdens de artsenvisite. Het valt me op dat er véél aan de verpleegkundige wordt gevraagd: hoe waren de laatste controles? Hoe pakt het nieuwe medicatiebeleid uit? Hoe zit het met de bijwerkingen? Hoe is de vochtbalans? Hoe is het verloop van de klachten over de dag en nacht geweest? Merk je verschil in hoe aanspreekbaar meneer/mevrouw is? Hoe ruim was het bloedverlies? Is al bekend wanneer de scan plaatsvindt? Kan er een nabepaling worden aangevraagd op het vanmorgen afgenomen bloed? En telkens is er een antwoord.
Maar de rol van de verpleegkundige gaat tijdens de artsenvisite verder dan het beantwoorden van deze stroom vragen. De verpleegkundige met wie ik vandaag meeloop stelt de arts voor om de toediening van verschillende medicatie om te gooien zodat de patiënte minder vaak hoeft te worden geprikt en er één pomp minder nodig is. Van tevoren heeft ze opgezocht of de voorgestelde combinatie van medicatie over dezelfde lijn mag worden toegediend. De arts neemt het advies direct over.
Dat betekent voor de patiënte minder pijnlijke prikmomenten en scheelt een hoop slaap verstorende alarmpiepjes van de pomp. En dat is niet te danken aan de ‘handen aan het bed’ maar aan een knap staaltje denkwerk en klinisch redeneren. Mijn vakantie zit er inmiddels alweer even op en ik ben weer aan de slag gegaan mét een wat opgeruimder hoofd!